De naam van deze “Oud Vlaamsche vaardigheid” werd, zoals velen beroepen van die tijd, als roepnaam gebruikt en doorgegeven van vader op zoon. Zo ontstond in deze contreien, rond 1850, de roepnaam “raadmaeker”.
In de volksmond worden wij, de derde generatie, nog altijd “die van de raadmaeker” genoemd. Ter nagedachtenis aan de grootvader noemen wij onze Feestzaal “het huis van de Raadmaekers” of kortweg ’t RAADMAEKERS.